20514 |
leverworst |
leverworst:
leèverwoest (L420p Rotem),
lieͅvərwōøst (L420p Rotem),
lièverwoost (L420p Rotem)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
poppensnijder:
poppesnieder (L420p Rotem)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
het is ne liberaal (L420p Rotem)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lijf:
lief (L420p Rotem)
|
het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
līwātər (L420p Rotem)
|
het leewater (ziekte van de gewrichten; Fr. épanchement de synovi) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
34032 |
lichtbonte koe |
lichtbont (bijvgl. nmw.):
lēxtbunt (L420p Rotem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
33677 |
lichte klei |
lichte leem:
lęxtǝ lęi̯m (L420p Rotem)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
mist:
mest (L420p Rotem)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
gabardine (fr.):
ga.bərde.n (L420p Rotem)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
opvliegend:
ook materiaal znd 28, 49
opvleegend (L420p Rotem)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|