e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bellen aan het hoofdstel bellen: bɛlǝ (Rotem) Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39] I-10
beloken pasen beloken pasen: beloken pōschen (Rotem), en lijk vêtement  beloke penschen (Rotem) Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] III-3-3
bemesten bemesten: bǝmęstǝ (Rotem), mesten: męstǝ (Rotem) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer broeierig (weer): brø̄ərex wēͅr (Rotem), laf (weer): laf (Rotem), làf (Rotem) lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel [ZND 08 (1925)] III-4-4
bepleisteren bekleden: bǝklɛjǝ (Rotem) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
bergmolen bergmolen: bɛ̄r(ǝ)x[molen] (Rotem) Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.] II-3
bergx bergen (mv.): mv.!  bèrrəch (Rotem) berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht tijding: ich heb diejing gekriégen (Rotem) Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
berkenbezem berkenbezem: berkəbɛsəm (Rotem), be̝ͅrkəbeͅsəm (Rotem) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1
beroerte beslag: beslaag kriegen (Rotem) een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2