34237 |
melk |
melk:
męlk (L420p Rotem),
męlǝk (L420p Rotem),
mɛ.lǝk (L420p Rotem),
mɛlk (L420p Rotem)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlkǭi̯ǝrǝ (L420p Rotem),
melkaders:
mɛlegāi̯ǝrs (L420p Rotem)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ā.frøu̯mǝr (L420p Rotem),
āfrø̜̄u̯mǝr (L420p Rotem)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (L420p Rotem)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
tuindistel:
toendistel (L420p Rotem, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem,
L420p Rotem)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
męlkǝn (L420p Rotem),
mɛlkǝ (L420p Rotem)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
mę.lǝktan (L420p Rotem)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kǫu̯vǝrtan (L420p Rotem),
melkgebit:
mɛlǝk˲gǝbīǝt (L420p Rotem)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
mɛlkɛnkə (L420p Rotem),
melkpot:
me̝ͅlekpoͅt (L420p Rotem),
melkpotje:
me̝ͅlekpo̝ͅtjə (L420p Rotem)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|