21455 |
rekenen |
cijferen:
sɛifərə (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
hij kan rekenen [ZND 41 (1943)] || rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21378 |
rekening |
rekening:
ə[i}ch sal əm ən rīkənə[i}ng st"rə (L420p Rotem)
|
Ik zal hem een rekening sturen. [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
34616 |
rem van de wagen |
frein:
frɛ̃ (L420p Rotem)
|
De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.]
I-13
|
21358 |
rente |
interest:
ps. omgespeld volgens Frings.
entreͅst (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
dən entreͅst (L420p Rotem)
|
Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24548 |
reseda |
reseda:
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal
reseda (L420p Rotem)
|
[ZND 35 (1941)]
I-7
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (L420p Rotem)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
25438 |
reuzel |
veer:
vęr (L420p Rotem)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reut:
rø͂ͅt (L420p Rotem),
veer:
vir (L420p Rotem),
vɛ̄r (L420p Rotem)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
25444 |
ribben in stukken delen |
doorzagen:
dūrzęxǝ (L420p Rotem)
|
[N 28, 104; N 28, 106a; monogr.]
II-1
|
32840 |
riek of schop om mestplakken en molshopen te verspreiden |
sprei(d)riek:
spręirēk (L420p Rotem),
strontschup:
schoep (L420p Rotem),
%%voor de verspreiding van mestplakken en/of molshopen gebruikt men deze%%
riek (L420p Rotem)
|
Termen die niet op een speciaal bij de verspreiding van mestplakken of molshopen gebruikte riek of schop wijzen, zijn aan het eind van het lemma slechts in de woordtypevorm vermeld. Voor de dialectvarianten daarvan zie men de lemmata ''mestriek'' en ''spade, spitschop'', alsmede de schopbenamingen in I.4 onder "gereedschap en gerei in het algemeen". [N 14, 81; N 18, 29; div.]
I-2
|