20666 |
rundvleessoep |
rundssoep:
rānšoͅp (L420p Rotem)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
roepsch (L420p Rotem),
roəps (L420p Rotem),
róps (L420p Rotem),
røͅps (L420p Rotem)
|
rups [N 26 (1964)], [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
18118 |
ruw worden |
kapotspringen:
t vel sprungt kapot (L420p Rotem)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21547 |
ruïneren |
in stukken scheuren:
in stukken schouren (L420p Rotem),
in stukken slaan:
in stukken slaan (L420p Rotem),
runeren (<fr.):
geruineerd zijn, iets vernielen
reinəwerən (L420p Rotem),
verruneren (<fr.):
verreneweeren (L420p Rotem)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldeuten moeten salueeren (L420p Rotem)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
samenspannen:
die twie spanne samen (L420p Rotem)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (L420p Rotem),
səndāəl (L420p Rotem)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21028 |
saus |
saus:
sààws (L420p Rotem)
|
saus [RND]
III-2-3
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
səvūiən (L420p Rotem),
savooiemoes:
sevūjə moos (L420p Rotem),
səvūi̯əmōs (L420p Rotem),
met accent op de oo
sĕvōōie mous (L420p Rotem)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
šabəlēr (L420p Rotem)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|