18299 |
slobkous |
slobkous:
slopkausə (L420p Rotem)
|
voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17695 |
slokdarm |
strot:
strōt (L420p Rotem)
|
Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78]
II-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
heks:
eͅks (L420p Rotem),
vuile tooi:
vūl tū[i}j (L420p Rotem)
|
Een slodder, slons, sloor (vuil wijf). [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
33723 |
sloothak, slootzeis |
gravenkuiser:
grāvǝkøi̯sǝr (L420p Rotem),
zooimes:
zōjmęs (L420p Rotem),
zouwmes:
zou̯męs (L420p Rotem)
|
Hak of zeis waarmee men sloten en beken maait en schoonmaakt. [JG 1a, 1b; N 14, add.; N 18, add.]
I-8
|
19894 |
slot |
slot:
slūt (L420p Rotem),
slūǝt (L420p Rotem)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
18630 |
sluier |
kroontje:
kry(3)̄nkə (L420p Rotem),
voile (fr.):
vwal (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (L420p Rotem),
kleͅp (L420p Rotem)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
schoude:
šau̯ (L420p Rotem)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
handvat:
hant˲vat (L420p Rotem),
schoude:
šau̯ (L420p Rotem)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
33973 |
smalle buikriem |
buikzeel:
būk˲zęi̯.l (L420p Rotem)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|