30180 |
stijlvoetplaat |
muurplaai:
mōrplāj (L420p Rotem),
mōǝrplāj (L420p Rotem)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hou̯ (L420p Rotem),
ju(j):
jyi̯ (L420p Rotem)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
wrattenkroed (L420p Rotem)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
19708 |
stoel |
stoel:
stōl (L420p Rotem)
|
stoel [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
21226 |
stoep |
trottoir:
trottoir (L420p Rotem)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
19857 |
stoep, trottoir |
trottoir:
trottoir (L420p Rotem)
|
stoep [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
18775 |
stof |
stof:
stūf (L420p Rotem)
|
stof [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stofdoek:
stūf˂dōk (L420p Rotem)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
slofə (L420p Rotem),
slóffe (L420p Rotem)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
schnalle (du.):
znd 23, 60c;
snaai (L420p Rotem),
smik:
znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "smikken"(met een zweep slaan zie de afl. "smik"= zweep
smik (L420p Rotem),
wis:
znd 23, 60c;
wis (L420p Rotem)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|