25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuifwind:
štufwäjnt (L420p Rotem),
stuiven:
sty(3)̄və (L420p Rotem)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
ps. omgespeld volgens Frings.
støu̯vər (L420p Rotem),
ps. omgespeld volgens IPA.
st"i̯vər (L420p Rotem)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
stuk grond:
støk grunt (L420p Rotem),
veld:
vɛlt (L420p Rotem)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakgrond:
braakgrond (L420p Rotem),
onontgonnen grond:
ununtgunǝ grunt (L420p Rotem)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
bistǝ (L420p Rotem),
einden:
ɛŋǝr (L420p Rotem)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
21591 |
sturen |
sturen:
størə (L420p Rotem)
|
sturen [ZND m]
III-3-1
|
20847 |
suiker |
suiker:
soͅekər (L420p Rotem)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sukǝrkrūu̯t (L420p Rotem)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20704 |
taaie pannenkoek |
leren lap:
lɛ̄rəlap (L420p Rotem)
|
Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20745 |
taart |
taart:
tārt (L420p Rotem)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|