24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (L420p Rotem)
|
reiger [ZND 41 (1943)]
III-4-1
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleik gezicht (L420p Rotem),
blijk gezicht (L420p Rotem),
hij is zòe bleik (L420p Rotem),
hiè is zoe blijk (L420p Rotem),
iè êt ə blijk gezicht (L420p Rotem)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L420p Rotem)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
bliiven (L420p Rotem)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksemstraal:
bleksəmstrōl (L420p Rotem),
slingerbliksem:
šleŋərbleksəm (L420p Rotem)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
et bliksemt (L420p Rotem, ...
L420p Rotem),
het bliksemt (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
blēͅi̯jn vēͅi̯nk (L420p Rotem)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25384 |
bloed roeren |
oproeren:
ǫprø̄rǝ (L420p Rotem)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
bloedaders:
blōtǭi̯ǝrs (L420p Rotem),
blote aders:
blūǝtǝ āi̯ǝrs (L420p Rotem)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
34150 |
bloedgang |
bloedgang:
blōtgaŋk (L420p Rotem)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|