26076 |
uitwendig kruiwerk |
kruiwerk:
krøjwɛ̄rǝk (L420p Rotem)
|
Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.]
II-3
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kustront (L420p Rotem)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
uit de zij varen:
ut˱ dǝ zei̯ vǭǝ.rǝ (L420p Rotem)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21387 |
unster |
ponder:
pøͅnjər (L420p Rotem),
waag:
(waag) voor het wegen van zakken graan
wa̝:x (L420p Rotem),
waagje:
(waag) voor het wegen van zakken graan
wø̞ͅxskə (L420p Rotem)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
vaalbonte:
vālbuntǝ (L420p Rotem),
vale koe:
vāǝl [koe] (L420p Rotem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
34061 |
vaars |
rind:
re.njtj (L420p Rotem),
rē̜njt (L420p Rotem),
rindje:
rentjǝ (L420p Rotem),
reŋtǝ (L420p Rotem),
rundje:
røntjǝ (L420p Rotem),
vaars:
vē̜rs (L420p Rotem),
vē̜s (L420p Rotem),
vɛs (L420p Rotem),
vɛ̄s (L420p Rotem),
vaarsje:
vē̜skǝ (L420p Rotem)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelsplag:
šuotəlsplak (L420p Rotem)
|
zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
28963 |
vademen |
vamen:
vięmǝn (L420p Rotem)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
vader:
vader (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] || vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lei̯.f (L420p Rotem)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|