e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was bleken bleken: bleiken (Rotem), blijken (Rotem) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was stijfselen stijven: stīvə (Rotem) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen beren: birǝ (Rotem), drijven: dre ̝i̯.vǝ (Rotem) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: deig (Rotem), dijg (Rotem) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band reep: ręjp (Rotem) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekbare vaars tochtige vaars: tøxtegǝ vē̜s (Rotem), vaars: vē̜s (Rotem) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11
dekken dekken: dękǝ (Rotem), dɛkǝ (Rotem), springen: spręŋǝ (Rotem) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deklatten daklatten: dāklatǝ (Rotem), dāǝklatǝ (Rotem) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: daiksel (Rotem), dĕksəl (Rotem, ... ), dèksəl (Rotem), dèèksəl (Rotem) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton deksel: dęksǝl (Rotem) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1