e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekzeil bâche: baš (Rotem) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛ.mpǝx (Rotem) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: ich daink, wiè dainken (Rotem) ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)] III-1-4
dennenappel dennenknop: verzamelfiches; ook ZND01, u 31  deͅnnəknoͅəp (Rotem) dennenappel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennennaalden dennennaalden: dɛnəna͂jə (Rotem), dennenspangen: dennespangen (Rotem) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennenwortel wortel: wortels (Rotem) penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
derde grasoogst derde schaar: dørdǝ šǭr (Rotem) Het gras dat in de derde beurt wordt afgegraasd; vaak vindt men dezelfde naam als de derde hooioogst, die immers ook vaak wordt afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 129c] I-3
deugniet deugeniet: ook materiaal znd 23,4  deugeneet (Rotem), deugniet: ook materiaal znd 23,4  døxnet (Rotem), een die voor geen kanten deugt: eine deə voer geins kantən douxt (Rotem) deugniet [ZND 01 (1922)] || welke woorden gebruik je om een boef, een deugniet, aan te duiden (op sommige plaatsen gebruikt men rabauw, respeel, raspalie, enz.) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4
deuk in een hoed dumpel: dømpəl (Rotem), [WNT: dompel (II), ineengewrongen bundeltje vlas, hennep, werk enz.?]  dømpəl(kə) (Rotem) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3
deur deur: dȳǝr (Rotem) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9