e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drop pek: pīk (Rotem) drop [ZND 01u (1924)] III-2-3
dropwater pikwater: pikwātər (Rotem) dropwater [ZND 01u (1924)] III-2-3
druilerig en koud weer miezerig (weer): mizərix (Rotem) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] III-4-4
druppel drup: drəp (Rotem, ... ), druppel: dreppel (Rotem, ... ), drèppel (Rotem, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen doorregenen: doerriegene (Rotem), doerriegenen (Rotem), druppen: dreppe (Rotem), drəppen (Rotem, ... ) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
dubbel gezwad dubbel gezwad: dø̄bǝl [gezwad] (Rotem) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele toegangspoort van een gesloten erf poort: [poort] (Rotem) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbeltje dubbeltje: ps. omgespeld volgens Frings.  døͅbəlkə (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  døͅbəltʔə (Rotem) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: daoven haauwen ... (Rotem), dī doef ə[i}s tām, ən tām doef (Rotem), doef (Rotem), doeven hawwen ... (Rotem), duf (Rotem), Pl. [dou.ven]  do̝uf (Rotem) Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)], [ZND m] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Rotem), duf (Rotem) duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] III-4-1