23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
op t altaor (L420p Rotem)
|
Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
18659 |
andere nachtkleding |
nachtkiel:
informant: vroeger: kledingstuk voor mannen
naogkēəl (L420p Rotem)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33260 |
andere oude klaversoorten |
luzerneklee:
lyzɛrn[klee] (L420p Rotem)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andeivi (L420p Rotem),
andivie (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
a.ŋǝl (L420p Rotem),
aŋǝl (L420p Rotem)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (L420p Rotem)
|
angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)]
III-4-2
|
33621 |
anjelier |
giroffel:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
giroffel (L420p Rotem),
groffiaat:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
groefiaoten (L420p Rotem)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
geroffel:
-
zirofəl (L420p Rotem),
groffiaat:
-
groufəjo:tə (L420p Rotem)
|
tuinanjer
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
aŋkǝr (L420p Rotem),
kruisijzer:
krȳs˱īzǝr (L420p Rotem)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (L420p Rotem, ...
L420p Rotem)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|