20132 |
loops |
loops:
luipsch (Q099q Rothem),
løͅi̯pš (Q099q Rothem, ...
Q099q Rothem)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
34545 |
lopen, gezegd van eenden |
waggelen:
waqǝlǝ (Q099q Rothem)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
19500 |
loper |
loper:
lø̜jpǝr (Q099q Rothem)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
onder de man leiden:
onder de man leiden (Q099q Rothem)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
29023 |
losse naad |
losse naad:
losǝ nǭt (Q099q Rothem)
|
[N 62, 28; MW]
II-7
|
33729 |
losse paal met draad |
trekbarrier:
trękbǝrēr (Q099q Rothem)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
trog:
[trog] (Q099q Rothem)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
trōx (Q099q Rothem)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
30083 |
luchtbel |
blaasje:
blø̜̄skǝ (Q099q Rothem)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
31236 |
luchtregelaar |
schuif:
šȳf (Q099q Rothem),
vuurschuif:
vȳršȳf (Q099q Rothem)
|
De klep, schuif of kraan waarmee men de luchttoevoer uit de luchtleiding naar het vuur toe regelt. In L 290 en L 291 was een luchtregelaar bij een blaasbalg niet gebruikelijk, bij een ventilator daarentegen wel. Zie voor het woordtype foch ook RhWb (II), kol. 696, s.v. Foche: "Schieber im Ofenrohr, der den Luftzug hemmt oder fordert, Regulierklappe. [N 33, 18; N 33, 17]
II-11
|