e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099q plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannentang pannentang: panǝtaŋ (Rothem) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pas uit het ei gekomen kipje kuiken: kȳkǝ (Rothem) [N 19, 40b] I-12
pasbrug het lichtens: ǝt lextǝs (Rothem) Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21] II-3
pasgeboren kalf nuchter kalfje: nø̄xtǝr [kalfje] (Rothem) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasklaar pasklaar: pasklǭr (Rothem) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
pasmodel maatkleed: mǭtklē̜jt (Rothem) Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5] II-7
passement bies: bis (Rothem), galon: gǝlun (Rothem), tresje: tręskǝ (Rothem) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
pastoorsstuk get van het geslachts: gęt van ǝt gǝšlaxs (Rothem) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
patroon, dessin dessin: dɛseŋ (Rothem) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
pekel pekel: pēkǝl (Rothem) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1