e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099q plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruimte voor een teruggebouwde poort sparing: špāreŋ (Rothem) Vóór een teruggebouwde poort in de lange gevel is een vierhoekige ruimte die aan een zijde begrensd wordt door de poort, aan twee andere zijden door de inspringende buitenmuur. De benamingen kunnen hetzelfde zijn als voor de terugwijkende dakrand boven deze ruimte (zie dat lemma, 4.2.1). [N 4A, 36] I-6
ruimte waar men stro hakselt en bewaart snijzolder: šnīzǫldǝr (Rothem) Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.] I-6
rundvee vee: vi̯ɛ (Rothem), vīǝ (Rothem) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
salmiaksteen salmiaksteen: salmǝjakštęjn (Rothem) Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d] II-11
salvia splendens salvia: salvia (Rothem, ... ) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende perkplanten: salvia splendens [N 73 (1975)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende perkplanten: salvia splendens [N 73 (1975)] III-2-1
sanseveria sanseveria: sansĕveeria (Rothem) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: sansevieria [N 73 (1975)] III-2-1
satijn satijn: sǝtīn (Rothem) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
satinet satinet: sartǝnɛt (Rothem) Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW] II-7
sauslepel sauslepel: sjaisleepel (Rothem) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schaafbank, schaafmachine schaafbank: šāf˱baŋk (Rothem) De werkbank of machine voor het schaven van metaal. Schaafbanken werden door de smid gebruikt bij het bewerken van platte vlakken van middelmatige breedte en lengte (Kuyper, pag. 297). Grotere voorwerpen werden vooral met behulp van een schaafmachine bewerkt. Dit werktuig was volgens verschillende respondenten niet typisch voor een smederij; het werd vooral aangetroffen in fabrieken om machinedelen zuiver vlak te schaven. [N 33, 287; N 33, 348] II-11