e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099q plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soorten patronen of dessins bloempje: blømkǝ (Rothem), bolletje: bø̜lkǝ (Rothem), nopje: nø̜pkǝ (Rothem), ruit: rūt (Rothem), streepje: štrēpkǝ (Rothem) Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW] II-7
soortige koe soortige koe: sōrtegǝ kō (Rothem) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteermachine trieur: trii̯ø̄r (Rothem) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ømrāpǝ (Rothem) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine triëren: trii̯ērǝ (Rothem) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Rothem), schup: šø̜p (Rothem) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spanhout spanhout: španhǫwt (Rothem) Het hout dat meer specifiek gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Men steekt het hout achter de achillespezen van de achterste poten, vaak voorzien van inkepingen, waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen. Overeenkomst van betekenis met het begrip "slachthout" is duidelijk zodat voor nogal wat respondenten de begrippen "slachthout" en "spanhout" samenvallen. De informant van P 50 merkt op, dat er gaten in deze balk zitten waardoor een spie steekt. Aldus kan het spanstuk voor twee doeleinden gebruikt worden. Zie ook het lemma ''slachthout''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 68] II-1
spanstokje trekpaal: trɛkpǭl (Rothem) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8
spat koespat: kōšpat (Rothem), spat: špat (Rothem), spataar: (mv)  špatǭrǝ (Rothem) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
speciebord plakplank: plakplaŋk (Rothem) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9