26303 |
nok van de kleine spil |
weerkant:
wērkant (Q099q Rothem)
|
Het vierkante bovenstuk van de kleine spil dat bij vast werk in het rijngat valt. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛkop van het staakijzerɛ.' [N O, 16b; A 42A, 22]
II-3
|
30131 |
noors verband, kettingverband |
kettingverband:
kęteŋvǝrbant (Q099q Rothem)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
26466 |
noten |
kussens:
(enk)
kø̜sǝ (Q099q Rothem),
noten:
nø̄tǝ (Q099q Rothem)
|
Tapse houten of ijzeren blokjes in de (zeskantige) steenbus van de ligger die met behulp van spieën worden bijgespied. Zie ook afb. 78. De noten (nø̄tǝ) werden volgens de invuller uit l 265 alleen gebruikt in een ijzeren bus voor het bijstellen daarvan. [Vds 120; Jan 131; N O, 16e; N O, 16f; A 42A, 23 add.]
II-3
|
28783 |
nylon |
nylon:
nylon (Q099q Rothem)
|
Vol-synthetische vezelstof, die steenkool en kalk tot grondslag heeft (Bonthond s.v. ø̄nylonø̄). [N 62, 75c]
II-7
|
29068 |
okselstuk |
geertje:
gīɛrkǝ (Q099q Rothem),
vierkant:
vē̜rkant (Q099q Rothem)
|
Vierkante lap, dubbel gevouwen in de vorm van een driehoek, die in een hemd onder de oksel zit en dient om de mouw van onderen met het lijf te verbinden. [N 62, 11c; N 62, 34c]
II-7
|
29086 |
omboorden |
afbiezen:
āfbizǝ (Q099q Rothem)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
33745 |
omheinen |
afrasteren:
āfrastǝrǝ (Q099q Rothem),
tuinen:
tȳnǝ (Q099q Rothem)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (Q099q Rothem)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
stanketsel:
štankętsǝl (Q099q Rothem)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33735 |
omheining van palen |
beschot:
bǝsxǫt (Q099q Rothem)
|
Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.]
I-8
|