e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode koe rode: ru̯ǫi̯ (Rothem) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Rothem) [N 3A, 125a] I-11
roep- en lokwoord voor de gans piele, piele, piele: pilǝ, pilǝ, pilǝ (Rothem) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kip piet, piet, piet: pit, pit, pit (Rothem), pik, pik, pik: pek, pek, pek (Rothem), pik, pik, pik (Rothem) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe dè, dè, dè: dę dę dę (Rothem), lies: lis (Rothem) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big tjuk, tjuk, tjuk: tjø̜k, tjø̜k, tjø̜k (Rothem) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf moets: mutš (Rothem), moetsje: mutškǝ (Rothem) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken pietetje: pitǝkǝ (Rothem), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Rothem) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus: kyš, kyš (Rothem), kuus, kuus, kuus: kyš, kyš, kyš (Rothem) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem, lem: lęm, lęm, lęm (Rothem), lemmen, lemmen, lem: lɛmǝ, lɛmǝ, lɛm (Rothem) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12