e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rothem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak op ingezaaid land strowis: štrø̜wø̜š (Rothem) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
talud talud: taly (Rothem), tǝlyt (Rothem) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tanden van de hooihark tanden: tan (Rothem) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandrad, tandwiel tandrad: tantrāt (Rothem) Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.] II-11
tandwielpal veiligheidspal: vęjlexhęjtspal (Rothem) Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243] II-11
tangbeen been: bęjn (Rothem) Elk van de beide delen van een tang waarbij men deze vastpakt en waarmee men druk uitoefent. Zie ook afb. 145. [N 33, 186] II-11
tangbek bek: bɛk (Rothem) Het grijpende en/of snijdende gedeelte van een tang. Zie ook afb. 145. [N 33, 184] II-11
tangenrek tangenbeugel: taŋǝbø̜gǝl (Rothem) IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182] II-11
tangring, tanghaak plat lid: plat lēt (Rothem) Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187] II-11
tangscharnier scharnier: šarnēr (Rothem) Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185] II-11