id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19516 | theepot | theepot: theepot (Rothem) | pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1 |
33423 | tiendschuur | tiendschuur: tīǝnšø̄r (Rothem) | Het gebouw waarin het tiendgewas werd opgeborgen. In sommige streken werd het tiendgewas vroeger centraal in een schuur van één boerderij opgeslagen, deze boerderij kreeg dan de naam tiendhof (bijv. in Q 33). Na de Franse tijd (¬± 1790) werd het tiendgewas afgeschaft. In sommige boerderijen ontbrak de tiendschuur; het tiendgewas werd opgeslagen waar ruimte was, bijv. in het bakhuis (L 360), het kafkot (Q 158), de tast (P 44, 48, 49, 55, 222), de schuur (P 51) of de motsemschelf (Q 178, 179). De bij het lemma gevoegde kaart is een historische kaart; ze bevat de registratie van de plaatsen waar men zich op het tijdstip van de enqu√™te, dus in het begin van de jaren zestig, nog herinnerde dat er schuren naar de tienden vernoemd werden. [N 5A, 66b; monogr.] I-6 |
28806 | tieretein | tiretaine: tiretaine (Rothem) | Geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag (Van Dale, pag. 2912). [N 62, 98; N 62, 93a; N 62, 97; MW; monogr.] II-7 |
31740 | timmeren | timmeren: tømǝrǝ (Rothem) | De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.] II-12 |
24255 | tochtig | bokketig: bø̜kǝtex (Rothem, ... ), bokkig: bø̜kex (Rothem, ... ), spelig: špēlex (Rothem) | Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12 |
33652 | toegang tot akker | opvaart: opvaart (Rothem) | [N 11, 8] I-8 |
33697 | toegangsweg naar het erf | vaart: vārt (Rothem) | Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8 |
19663 | toilet | huisje: hyskə (Rothem) | wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1 |
30128 | tongewelf | volle center: vǫlǝ sentǝr (Rothem) | Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b] II-9 |
32056 | toogpin | toogpin: tǭxpēn (Rothem) | De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.] II-12 |