e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rothem

Overzicht

Gevonden: 2245
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag duivenslag: duvǝšlāx (Rothem) Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6
duizendschoon jonkertje: junkerke (Rothem) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dunne melk slappe melk: šlapǝ mēlǝk (Rothem) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
eeltwrat, zweelwrat spat: špat (Rothem) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een dag overslaan bij het leggen een dag overslaan: ęi̯nǝ dāx ōvǝršlōn (Rothem) [N 19, 36] I-12
een ei afpellen (de) schaal deraf doen: dǝ šāl dǝrāf dōn (Rothem), schellen: šęlǝ (Rothem) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12
een geerakker ploegen kortvoren ploegen: [kortvoren] plōgǝ (Rothem) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knepǝ (Rothem) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een huis huren huren: heurĕ (Rothem) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: ūt˲zętǝ (Rothem) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9