e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rummen

Overzicht

Gevonden: 1189
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uieren rijzeling op de uier: ršǝsǝleŋ ǫb˱ dǝn ø̄r (Rummen) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uit de hand verkopen uit de hand verkopen: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje en een lengteteken erboven (omgespeld: å) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een lengteteken erboven omgespeld.  ēͅtərha͂~ntfərkūəpə (Rummen) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uitgestort zaad van de hengst afwerpsel: afwørǝpsǝl (Rummen) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn uit zijn van (de/haar) tijd: uit zijn van (de/haar) tijd (Rummen) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitslag vertonend brandig: brɛndex (Rummen) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitspannen uitspannen: ø̜̄tspanǝ (Rummen) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstekende delen van de trekschei handen: hãn (Rummen) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
uitwerpselen van koeien koestront: kē̜i̯strǫnt (Rummen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaars vaars: vus (Rummen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lɛ̄f (Rummen), prut: prøt (Rummen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9