33792 |
omhulsel van het teellid |
koker:
kǫu̯kǝr (P107a Rummen)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
28617 |
omjagen |
verwisselen:
vǝrwesǝlǝ (P107a Rummen)
|
Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.]
II-6
|
34211 |
omweiden |
herjagen:
hęrjǭgǝ (P107a Rummen)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
kramer:
ps. omgespeld volgens Frings.
krējəmər (P107a Rummen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34608 |
onderbak |
onderbak:
ondǝrbak (P107a Rummen)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
32731 |
ondergronden, woelen |
beulen:
bø̄ ̞lǝ (P107a Rummen)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫndǝrhǭm (P107a Rummen)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
bedenktijd (zn.):
[oorspr. invoer "bedenkleet", rk]
bədeͅŋktēͅt (P107a Rummen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33980 |
onderzadel |
onderzadel:
ǫndǝrzǭl (P107a Rummen)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|
32696 |
ondiep |
schou(de):
sxā (P107a Rummen)
|
De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.]
I-1
|