e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rumpen

Overzicht

Gevonden: 330
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalkhouw kalkhak: kalǝkhak (Rumpen) Het werktuig waarmee het mengsel van kalk en water wordt geroerd. Vaak bestaat het uit een haaks op een houten steel geplaatst metalen blad dat al dan niet van één of meer gaten is voorzien. Het blad kan verschillende vormen hebben. In P 51 bestond de 'roerlat' uit een stok waarin aan één uiteinde lange spijkers geslagen waren. In L 318b werd voor het roeren van de kalk een versleten berkebezem gebruikt. [N 30, 32c; monogr.] II-9
kalkkuil blusput: bløšpøt (Rumpen) De kuil of put waarin men het in de kalkbak aangemaakte kalk-watermengsel laat lopen om te bezinken. In L 318b werd de term 'kalkkuil' ook in een iets andere betekenis gebruikt. Daar werd vroeger voor het bereiden van metselkalk op het erf een kuil gegraven waarin ongebluste kalk werd gestort. Vervolgens werd water toegevoegd, waarna door goed roeren met de roerhaak een stevige brij ontstond. Het geheel werd afgedekt met geel zand. Alvorens de kalk te gebruiken, werd het zand met de brij vermengd. Het uit de kalkbak laten wegvloeien van het mengsel werd in Q 121 'aflaten' ('āflǫsǝ') genoemd. [N 30, 32e; monogr.] II-9
kalkmelk kalkwater: kalǝkwātǝr (Rumpen) Het melkwitte mengsel van gebluste kalk en water in de blusbak. [N 30, 32b] II-9
kalkschop platte schup: platǝ šø̜p (Rumpen) Platte, vierkante schop waarmee de kalkbrij wordt uitgestoken en in de kalkwagen of kalkbak wordt geschept. [N 30, 32g; monogr.] II-9
kalkzandstenen kalkzandsteen: kalkzandsteen (Rumpen) Kunststenen, samengesteld uit kalk en zand. De kalk wordt daartoe eerst geblust en vervolgens gemengd met zand en water. Het mengsel wordt daarna onder hoge druk in vormen geperst. De op deze wijze gevormde stenen worden in een ketel onder hoge stoomdruk verhard. Kalkzandstenen worden gebruikt in de huizenbouw, voor fabrieksschoorstenen, ketelbemetseling, enz. De normale kleur is wit tot lichtgrauw. [N 30, 54d] II-9
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Rumpen) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep bijl: bīl (Rumpen) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
karren karren: karǝ (Rumpen) Aanhoudend met de kar rijden voor een karwei. Bij uitbreiding ook: veel op en af lopen, fietsen, rijden. [N 17, 98] I-13
kip van broedsheid genezen koelprutten: kulprøtǝ (Rumpen) In vraag N 19, 59 werd gevraagd naar de termen voor een kip van broedsheid genezen door ze in een emmer water te stoppen met haar achterste. Een aantal antwoorden wijst op deze methode. Maar er is ook een aantal respondenten dat deze methode niet kent of vermeldt dat deze manier van handelen niet helpt. De broedse kip afzonderen en vastzetten is een alternatief (L 159a (Middelaar), 268 (Velden), 295 (Baarlo), 318b (Tungelroy), 374 (Thorn), P 107a (Rummen)). De informant van L 320a (Ell) adviseert de broedse kip in afzondering sterk eiwitrijk voedsel te voeren. En volgens de informant van Q 121c (Bleijerheide) is een beter middel dan in het water stoppen de kip vier dagen in een rek aan de wand te hangen. [N 19, 59] I-12
kippen hoender: hōndǝr (Rumpen) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12