e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Runkelen

Overzicht

Gevonden: 133

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veldweg erfbaan: ɛrfbǭǝn (Runkelen), veldbaan: vɛltbǭǝn (Runkelen) Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.] I-8
verkoudheid kou: dje zult ene ka pakke (Runkelen), valling: ig həb een valling (Runkelen) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2
viooltje flet: flet (Runkelen) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vlaamse gaai roethanno: roethaine (Runkelen, ... ) vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
voorschoot, schort (alg.) voordoek: Uit: Daan, J. en G. Winnen (1954), Schort in de Nederlandse dialecten. In: Taal en Tongval 6, blz. 87-98, kaartje blz. 94.  type vörk (Runkelen) Schort (in de Nederlandse dialecten) III-1-3
voorstrengen staarten: stɛt (Runkelen) Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62] I-10
vrouwelijk lam ooitje: ōkǝ (Runkelen) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
wandluis platluis: fon. var. van "wandluis"niet overgenomen  platluis (Runkelen) wandluis [ZND 34 (1940)] III-4-2
weer genezen weermaal op zijn stokken: wiremal op zijn stékken (Runkelen) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
wenkbrauw wenksbrauw: wenksbrowen (Runkelen) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1