e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q241p plaats=Rutten

Overzicht

Gevonden: 1154
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kis (Rutten) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverpletter haverpletter: hǭ.vǝrplɛtǝr (Rutten) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
hazelaar hazelenstruik: hozelestroek (Rutten) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: hozeneut (Rutten) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
heer heer: hi.ər (Rutten) heer [RND] III-3-1
hees, schor hees: hēs (Rutten) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet lopen heet lopen: hē.t lō.pǝ (Rutten) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
heet, hitsig lopetig: lø͂ͅpətex (Rutten) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom van de poulie hefboom: hęf˱bǭ.m (Rutten) De hefboom waarmee men de bovenste poulie met de daarbij behorende as en rol omhoog kan trekken. [Coe 210; Grof 237] II-3
hemel hemel: hi.məl (Rutten) hemel [RND] III-3-3