e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q241p plaats=Rutten

Overzicht

Gevonden: 1154
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden leiden: lēǝ (Rutten) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lęjǝ dak (Rutten) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lepel lepel: lēpel (Rutten) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen / gelogen gelogen (volt.deelw.): das gəlōgə (Rutten) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leverpastei pat: ’pā.tē (Rutten) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst witte trijp: witətrip (Rutten) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
liberaal liberaal: hɛ̄ es lebrḁl (Rutten) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichten lichten: lextǝ (Rutten), losser zetten: lǫsǝr zetǝ (Rutten) De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144] II-3
lid van een vereniging lid: hɛ̄ es lid (Rutten) Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lied, liedje liedje: litsjə (Rutten) liedje [RND] III-3-2