34147 |
leiden |
leiden:
lēǝ (Q241p Rutten)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
leien dak:
lęjǝ dak (Q241p Rutten)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|
19553 |
lepel |
lepel:
lēpel (Q241p Rutten)
|
Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
21554 |
leugen / gelogen |
gelogen (volt.deelw.):
das gəlōgə (Q241p Rutten)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21002 |
leverpastei |
pat:
’pā.tē (Q241p Rutten)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
witte trijp:
witətrip (Q241p Rutten)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
hɛ̄ es lebrḁl (Q241p Rutten)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
26526 |
lichten |
lichten:
lextǝ (Q241p Rutten),
losser zetten:
lǫsǝr zetǝ (Q241p Rutten)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
hɛ̄ es lid (Q241p Rutten)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
litsjə (Q241p Rutten)
|
liedje [RND]
III-3-2
|