e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rutten

Overzicht

Gevonden: 1154
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rug rug: røx (Rutten), rø̜x (Rutten), ruggestrang: rø̜gǝstrā.ŋk (Rutten) Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
rug van het blad van de zeis rug: rø̜x (Rutten) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rugstuk rugstrank: rugstuk  røͅxstraŋk (Rutten) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
ruiken ruiken: rūke (Rutten) rieken [ZND 25 (1937)] III-1-1
ruin ruin: rø̜i̯n (Rutten) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
runderhorzel, horzel glasoog: glōͅəzō.gə (Rutten) insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve madenknoop: moͅjknyp (Rutten) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kubestǝ (Rutten) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
samenspannen meteenhouden: dij hoiwe mètèen (Rutten) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
saus sneeuw: snéé (Rutten) saus [RND] III-2-3