e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kien! kien: kien (Schaesberg) Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)] III-3-2
kienen kienen: kiene (Schaesberg) Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] III-3-2
kies baktand: bàktànk (Schaesberg), báktánk (Schaesberg) kies [DC 01 (1931)] III-1-1
kieskeurig lekkerig: lekkesch (Schaesberg) kieskeurig [SGV (1914)] III-1-4
kievit kievit: kievit (Schaesberg) kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)] III-4-1
kiezel, kiezelsteen kiezel: kièzel (Schaesberg) kiezel [SGV (1914)] III-4-4
kiezelbak kiezelbak: kizǝlbak (Schaesberg) Bak die op het platte dak wordt geplaatst om te voorkomen dat tijdens regen het losliggende grind van de dakbedekking in de afvoer spoelt. [N 64, 155e] II-9
kiezen uitzoeken: oetzeuke (Schaesberg) een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] III-1-4
kikker kwakkerd: kwakət (Schaesberg) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkervisje koelkop: koelkop (Schaesberg) kikkervisje [DC 09 (1940)] III-4-2