e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolgans gans: gōsj (Schaesberg) kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kom komp: komp (Schaesberg) kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: kome (Schaesberg), kōəmə (Schaesberg) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
kommervol (zijn): kommer zorgelijk: zörgelijk (Schaesberg) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: k(e)nien (Schaesberg), knīēn (Schaesberg) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol pijp: piep (Schaesberg) konijnenhol [DC 55 (1980)] III-4-2
koning koning: kuning (Schaesberg), kyəniŋ (Schaesberg) koning [RND], [SGV (1914)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: bruud (Schaesberg) Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2
koningin koningin: kȳneŋen (Schaesberg), moer: mōr (Schaesberg) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
konkelen konkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  konkele (Schaesberg) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4