e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
masker masker: masker (Schaesberg), mommegezicht: mommegezig (Schaesberg), mommes: mommes (Schaesberg) Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)] III-3-2
mastiek teer: tēr (Schaesberg) Gietbare massa voor bitumineuze dakbedekkingen. [N 64, 155c] II-9
mathaak zichtehaak: zextǝhǭk (Schaesberg) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras flakkenbed: flakkebed (Schaesberg), matras: matras (Schaesberg, ... ) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] III-2-1
matrijs, holblok holblok: hǫlblǫk (Schaesberg) Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a] II-11
mattenklopper mattenklopper: matte-klopper (Schaesberg), mattenklopper (Schaesberg) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Schaesberg) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen mazelen: mazele (Schaesberg) mazelen [SGV (1914)] III-1-2
mede tuitter: (Appelwien).  tuitter (Schaesberg) mede (drank) [SGV (1914)] III-2-3
medelijden metlijden: mitlie-je (Schaesberg) een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)] III-1-4