e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puistjes brobbeltjes: bruubelkes (Schaesberg), puistjes: puistjes (Schaesberg) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
punaise punaise (fr.): punais (Schaesberg) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
punt, stip punt: punt (Schaesberg) punt [SGV (1914)] III-4-4
putter distelvink: distelvink (Schaesberg, ... ), distelvink  distelsvink (Schaesberg) putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
raad raad: rad (Schaesberg) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): ee raodsel (Schaesberg), ee ràódselke (Schaesberg), raodsel (Schaesberg), rèùdselke (Schaesberg) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam venster: fenstǝr (Schaesberg  [(+)]  ), venstǝr (Schaesberg) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raamvleugel venster: venstǝr (Schaesberg) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raar, vreemd raar: raar (Schaesberg), vreemd: vrääm (Schaesberg) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] III-1-4
raaskallen bazelen: bazele (Schaesberg) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1