21200 |
rit |
rit:
rit (Q118p Schaesberg),
toer (<fr.):
toer (Q118p Schaesberg)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (Q118p Schaesberg)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
ritssluiting:
ritssjluiting (Q118p Schaesberg)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
rochele (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg),
röggele (Q118p Schaesberg)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
miemelen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemel (Q118p Schaesberg)
|
aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krūǝt (Q118p Schaesberg),
rode kroot:
rūǝ krūǝt (Q118p Schaesberg)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
rode kroten:
rôe kroetə (Q118p Schaesberg)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24508 |
rode bosbes |
worbel:
WLD
wörbel (Q118p Schaesberg)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24405 |
rode bosmier |
aamzeik:
aomzeek (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
21733 |
roede |
roe(de):
roe (Q118p Schaesberg)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|