e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruisen van bladeren suizen: WLD  sōēze (Schaesberg) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: roete oas (Schaesberg) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: reŋk (Schaesberg) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
rups rups: roepsch (Schaesberg), roepsj (Schaesberg) rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rusten rusten: rusten (Schaesberg) rusten [SGV (1914)] III-1-2
rusthuis oudemannenhuis: oud-mannehoes (Schaesberg) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw, hard ruw: ruuje (Schaesberg), ròwe (Schaesberg) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: ruuje (Schaesberg, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruzie ruzing: ruzing (Schaesberg) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: ruzing mááke (Schaesberg) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1