e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleepboot sleepboot: sjleep-boeët (Schaesberg) een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)] III-3-1
sleepruim schriekiekel: -  sjriekiekele (Schaesberg) sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)] III-4-3
slenteren slenteren: schlentere (Schaesberg, ... ), schlenteren (Schaesberg), slentere (Schaesberg, ... ) lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
slepen slepen: schleepe (Schaesberg), šlē.pǝ (Schaesberg) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
sleutel sleutel: sjluu-tel (Schaesberg) Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
sleutelbos sleutelring: sjluetelrink (Schaesberg) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slib, rivierbodem prats: pratsch (Schaesberg) slib [SGV (1914)] III-4-4
sliepuit sliepuit: sjliep oet (Schaesberg), sliepuit, sliepuit, b: sjliep oet, sjliep oet bè (Schaesberg) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slim loos: loeas (Schaesberg) schrander [SGV (1914)] III-1-4
slimmerik loze, een -: loëze (Schaesberg), slimme, een -: sjlumme (Schaesberg) vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4