e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slobkous gamasche: kamasch (Schaesberg) slobkous [SGV (1914)] III-1-3
slokdarm slokdarm: der schlokderm (Schaesberg), slokdarm (Schaesberg) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) slodder: sjlodder (Schaesberg), sloester: schloester (Schaesberg) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: šlōat (Schaesberg) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluik haar glad haar: glad haor (Schaesberg), zemelen: ziemelen (Schaesberg) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren ungeren (ww.): ungere (Schaesberg), ungeren (Schaesberg) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluis sluis: sjloes (Schaesberg) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
slurpen slurpen: schlurpe (Schaesberg) slorpen [SGV (1914)] III-2-3
slurpgat zuiglok: zūxlǭǝk (Schaesberg) De opening in de zuigbuis waar het water binnenstroomt. [N 64, 133u; N 66, 49u] II-11
smaak smaak: miene smaak is bedorve door deè voele appel (Schaesberg), schmaak (Schaesberg), t spek hat inne gatse smaak (Schaesberg) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1