e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grãvǝ (Schaesberg), omdoen: ømdūǝ (Schaesberg), spitten: špetǝ (Schaesberg) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splitsing van de stam gaffel: WLD  gaffel (Schaesberg) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spoken spoken: schpooake (Schaesberg) spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
spoken (ww.) spoken: schpooake (Schaesberg) spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3
spons schwamm (d.): en leer  sjwam (Schaesberg), spons: sjponsj (Schaesberg) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1
spook spook: schpooak (Schaesberg) spook [SGV (1914)] III-3-3
spoorweg spoor: sjpoor (Schaesberg) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
sporen van de haan hanensporen: hānǝspōrǝ (Schaesberg), hānǝšpōrǝ (Schaesberg), hānǝšpǭrǝ (Schaesberg) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotten voor de gek houden: vur der gek hawe (Schaesberg) spotten [SGV (1914)] III-1-4
spotvogel geelborstje: geilborsje (Schaesberg), gèèlbòrsje (Schaesberg) spotvogel || spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)] III-4-1