e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelt stelt: sjtelte (Schaesberg) Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] III-3-2
stemmen stemmen: sjtumme (Schaesberg) zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1
stempelen stempelen: sjtempele (Schaesberg) het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] III-3-1
stemvork stemvork: sjtømvoͅrk (Schaesberg) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining muur: moer (Schaesberg) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
sterven doodgaan: dǭǝt˲gōǝ (Schaesberg), kapotgaan: kapot˲gō (Schaesberg), sterven: schterve? (Schaesberg), sjterve (Schaesberg), sterve (Schaesberg), štɛrvə (Schaesberg) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant kapot gaan: kapot gó (Schaesberg), kapot gôô (Schaesberg) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stiefdochter stiefdochter: schteefdoater (Schaesberg) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: schteefkinger (Schaesberg) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: schteefmodder (Schaesberg) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2