33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sukǝrkroat (Q118p Schaesberg),
sukǝrkrūt (Q118p Schaesberg)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20358 |
suikeroom |
suikernonk:
soekernonk (Q118p Schaesberg)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
soekertant (Q118p Schaesberg)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17735 |
suizen van de oren |
oorsuizen:
oersoeze (Q118p Schaesberg),
suizen:
mieng oere zoeze (Q118p Schaesberg)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31673 |
t-stuk |
t-stuk:
tē-štøk (Q118p Schaesberg)
|
T-vormige fitting die wordt gebruikt om in een leiding een aftakking te maken. Zie ook afb. 262. [N 64, 117d]
II-11
|
21826 |
taal |
kal:
kaal (Q118p Schaesberg)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
taart:
toet (Q118p Schaesberg)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
20891 |
tabak |
toebak:
toebak (Q118p Schaesberg)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
dis:
dusj (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg),
døš (Q118p Schaesberg)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
poot:
pūət (Q118p Schaesberg)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|