17680 |
teen |
teen:
tiejn (Q118p Schaesberg),
tiejne (Q118p Schaesberg),
tīən (Q118p Schaesberg),
tí:ən (Q118p Schaesberg)
|
teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
stoten:
sjtoete (Q118p Schaesberg)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30466 |
tegenlatijzer |
haring:
hīreŋ (Q118p Schaesberg)
|
IJzeren gereedschap waarmee de dakdekker de latten ondersteunt wanneer hij deze moet spijkeren. [N 64, 143]
II-9
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (Q118p Schaesberg)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
depche (<fr.):
Van Dale: depêche (<Fr.), 1. bericht; ambtelijke mededeling; telegram; - 2. brievenmaal.
depêche (Q118p Schaesberg),
telegram:
telegram (Q118p Schaesberg)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)] || telegram [SGV (1914)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
trekken:
trękǝ (Q118p Schaesberg)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tège valle (Q118p Schaesberg)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
ááfmááke (Q118p Schaesberg)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17632 |
tepel |
tepel:
tieəpəl (Q118p Schaesberg)
|
Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de begrafenis gaan:
noa de begreffenis gao (Q118p Schaesberg)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|