e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
welbespraakt brutaal persoon frecherd: vreggert (Schaesberg) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1
welbespraakt zijn goed kallen: dea kint good kalle (Schaesberg) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
wendakkerhoeken hoeken: hōk (Schaesberg), hø̄k (Schaesberg) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw oogsbrauw: oogsbrōā (Schaesberg), oogsbròa (Schaesberg), wenkbrauw: winkbrŏə (Schaesberg) wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
wensen wnschen (du.): wunsche (Schaesberg) wenschen [SGV (1914)] III-1-4
wentelploeg melotte: mǝlǫt (Schaesberg) Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180¬∞ worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.] I-1
werk (zn) werk: werk (Schaesberg) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werk (zn.) werk: werk (Schaesberg) werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)] III-3-1
werkdaagse jas werkeldaagsjas: werkeldaagsjas (Schaesberg) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkeldag: werkeldaagsjas (Schaesberg) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-3-1