e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkoninkje winterkoninkje: winterkeuningske (Schaesberg) winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
winterwortelen moren: mūrǝ (Schaesberg) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: wip (Schaesberg) Het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip]. [N 88 (1982)] III-3-2
wipneus wipneus: wipnaas (Schaesberg), wipnaes (Schaesberg) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wispelturig het op zijn heupen hebben: hae haet ⁄t op zien heüpe (Schaesberg) nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] III-1-4
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ⁄t weer wit net was ⁄t drais (Schaesberg) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit zand, stooizand zand: zank (Schaesberg), zànk (Schaesberg) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte kwikstaart akkerstaartje: akkerstertske (Schaesberg), akkerstétske (Schaesberg) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
wittebrood weg: wek (Schaesberg) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede giftig: giftig (Schaesberg) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4