e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breien strikken: strikke (Schaesberg) breien [SGV (1914)] III-1-3
brem ginster: ginster (Schaesberg) brem [Roukens 03 (1937)] III-4-3
brengen brengen: bringe (Schaesberg) brengen [SGV (1914)] III-1-2
breuk breuk: bruuk (Schaesberg) breuk [SGV (1914)] III-1-2
brevier brevier (<lat.): breveer (Schaesberg) brevier [SGV (1914)] III-3-3
brief brief: bre.f (Schaesberg), breef (Schaesberg) brief [RND], [SGV (1914)] III-3-1
briefkaart briefkaart: breefkaat (Schaesberg) de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
brik brik: brek (Schaesberg) Vierwielig hoog rijtuig waar men van achteren in gaat en waarin de banken tegen de zijwanden van de bak geplaatst zijn. De koetsier heeft een aparte bok. Dit type rijtuig werd vaak door deftige heren gebruikt om op jacht te gaan. [N 17, 5; N 101, 11; N G, 51; monogr] I-13
broeden uitbroeden: oetbruije (Schaesberg) ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)] III-1-4
broeden, op eieren zitten broeden: brøi̯ǝ (Schaesberg) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12