e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was blauwen (de) was blauwen: de wesch bluie (Schaesberg), (de) was blauwselen: de wesj bluisele (Schaesberg) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was bleken bleken: bleke (Schaesberg) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was mangelen gladrekken: gladrekke (Schaesberg), mangelen: mangele (Schaesberg), màngele (Schaesberg) De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] || Toestel met tegen elkaar draaiende cilinders om gewassen linnengoed glad te maken (mangel, wringer) [N 79 (1979)] III-2-1
de was spoelen opspoelen: opsjpeule (Schaesberg), spoelen: schpeule (Schaesberg), uitspoelen: oetspeule (Schaesberg) spoelen [SGV (1914)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was stijfselen stijven: sjtieve (Schaesberg) Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was wringen uitwringen: oetvreenge (Schaesberg), wringen: wringe (Schaesberg) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
deeg deeg: deeg (Schaesberg) deeg [SGV (1914)] III-2-3
deeg kneden kneden: knēǝ (Schaesberg), knɛjǝ (Schaesberg), mengen: meŋǝ (Schaesberg) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
deeg kneden met de voeten de moelde treden: dǝ molt trē̜nǝn (Schaesberg) Een eventueel opgegeven object "deeg" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 20c; N 6, 47; N 29, 20b; monogr.] II-1
degelijk grndlich: grundlich (Schaesberg), van op aan kunnen: van op áá kinne (Schaesberg) degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)] III-1-4