18671 |
doordeweekse kleren |
weekse kleren:
wēēkse kleijer (Q118p Schaesberg)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
26453 |
doorn |
doorn:
doorn (Q118p Schaesberg)
|
Het losse, al dan niet in een conische punt uitlopende, metalen blokje dat bij het maken van flenzen in het uiteinde van de pijp wordt geslagen of gedraaid. [N 64, 121c]
II-11
|
20848 |
dopen |
dopen:
deupe (Q118p Schaesberg),
dø.pə (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
erwten:
WLD
erwt (Q118p Schaesberg)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
31501 |
dopper |
dophamer:
dǫphāmǝr (Q118p Schaesberg),
dopper:
dǫpǝr (Q118p Schaesberg)
|
Soort stempel met aan één uiteinde een ronde uitholling die wordt gebruikt om de kop van klinknagels af te ronden. Diverse zegslieden kennen doppers van verschillende afmetingen, afhankelijk van de grootte van de klinknagel. Soms zijn de functies van ophaler en dopper in één werktuig gecombineerd. Zie ook afb. 181 en de lemmata "ophaler" en "ophalen" en, in de paragraaf over de nagelsmid, het lemma "nagelijzer". Het woordtype dophamer (L 423, Q 117, Q118, Q 121c) is de benaming voor een bankhamer met een ronde baan en een pen waarin een ronde uitholling is aangebracht. Het werktuig wordt ook gebruikt voor het afronden van klinknagels. [N 33, 291a-b; N 33, 302; N 64, 39f; N 64, 74a; N 66, 6f; N 66, 20a; monogr.]
II-11
|
21311 |
dorp |
dorp:
durp (Q118p Schaesberg)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dørpǝl (Q118p Schaesberg)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21765 |
dorpsgenoot |
een van het dorp:
inne va ge dürp (Q118p Schaesberg)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
dörp (Q118p Schaesberg)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21710 |
dorpsplein |
plein:
plei (Q118p Schaesberg)
|
een groot plein in het midden van een dorp [bist, biest, aries] [N 90 (1982)]
III-3-1
|