17856 |
draaien |
draaien:
driëne (Q118p Schaesberg),
drí:nə (Q118p Schaesberg),
keren:
kière (Q118p Schaesberg)
|
draaien [DC 02 (1932)] || keren [SGV (1914)]
III-1-2
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (Q118p Schaesberg),
drá:gə (Q118p Schaesberg)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20663 |
dragon |
dragon:
WLD
dragon (Q118p Schaesberg, ...
Q118p Schaesberg)
|
Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
21153 |
dreef |
allee (<fr.):
Van Dale: allee (<Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.
alli-j (Q118p Schaesberg),
dreef:
drif (Q118p Schaesberg)
|
dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
jammeren:
jiëmere (Q118p Schaesberg),
mitschen:
RhWb V, 1197 mitschen: in hohen Tönen eigensinnig Weinen, von Kindern
miëtsje (Q118p Schaesberg)
|
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19387 |
dressoir |
dressoir:
dressoer (Q118p Schaesberg),
dressoir (Q118p Schaesberg)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31387 |
driekantige vijl |
drie-/drijhoekvijl:
drējhōǝk˲vīl (Q118p Schaesberg)
|
Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b]
II-11
|
18866 |
driftig |
kortaangebonden:
kòt a geboonge (Q118p Schaesberg),
kwaad:
koad (Q118p Schaesberg)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
stampent?re lopen:
stampendtere lope (Q118p Schaesberg)
|
lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
konkernol:
konkernol (Q118p Schaesberg)
|
drijftol [SGV (1914)]
III-3-2
|