e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schaesberg

Overzicht

Gevonden: 3101
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogrek emmerbank: ɛmǝrbaŋk (Schaesberg) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
drop hoestklompje: hosklumche (Schaesberg) drop [Weijnen BN 01 (1938)] III-2-3
druilerig en koud weer fakkelig weer: fakkelig wɛ̄r (Schaesberg), miezerig (weer): miezerig weer (Schaesberg), nat (weer): inne nate zoemer (Schaesberg, ... ), naat (Schaesberg), naât (Schaesberg), ps boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  nāt (Schaesberg) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druppen: drŭpe (Schaesberg), zijpen: hɛ̄ zeep van der rɛ̄ge (Schaesberg, ... ), hɛ̄ ziept van der rɛ̄ge (Schaesberg, ... ), ziepe (Schaesberg) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druk heen en weer lopen bedrijvig rondlopen: bedrievig ronklope (Schaesberg), op en af lopen: op en aaf lope (Schaesberg) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten kwebbelen: kwebbele (Schaesberg) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukte maken zich dik maken: zich diek mááke (Schaesberg) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe gedoens: gedoons (Schaesberg), trubbel: trubbel (Schaesberg) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] III-1-4
druppel druppel: eng drüppel water (Schaesberg), enne druupel (Schaesberg) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
duif (alg.) duif: doef (Schaesberg) Duif [SGV (1914)] III-3-2